In welke mate voelen dragers van een MRSA zich gestigmatiseerd, heeft dit gevolgen voor hun psychische gezondheid, en is de mate van stigma geassocieerd met bepaalde kenmerken?

Aandachtsgebieden > Infectieziektebestrijding > Onderzoek

Aanleiding

Sinds een aantal jaren stijgt het aandeel van BRMO in de dagelijkse casuïstiek van GGD’s. BRMO staat voor Bijzonder Resistente Micro-Organismen, zoals MRSA (Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus), VRE (Vancomycine-Resistente Enterokok) of ESBL (Extended Spectrum Beta-Lactamase).

Bij MRSA gaat het in ongeveer een derde van de gevallen om complexe casuïstiek waarbij soms verregaande maatregelen tegen overdracht van MRSA worden genomen. De GGD ontvangt signalen dat dit leidt tot een situatie waarbij mensen niet de juiste verpleging en verzorging krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om verpleeghuisbewoners die worden geweerd van het activiteitenprogramma omwille van hun MRSA-besmetting; of om jonge kinderen die geen plek op een medisch kinderdagverblijf kunnen vinden vanwege een MRSA.

Het lijkt er dan op dat in het belang van de bestrijding van MRSA soms voorbij wordt gegaan aan de behoeftes, gevoelens en wensen van de getroffen persoon. Zowel uit de literatuur als vanaf de werkvloer blijkt dat het hebben van een MRSA stigmatiserend is. Het is hierbij onduidelijk of deze signalen gebaseerd zijn op enkele ernstige (maar in aantal beperkte) gevallen van langdurige MRSA infectie, of dat er een breed probleem is onder alle MRSA dragers.

Kennis over aanwezigheid en mate van MRSA-gerelateerd stigma is niet alleen belangrijk voor de getroffen individuen. Stigma kan namelijk ook een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de opsporing, behandeling en bestrijding van een infectieziekte.

Doel

Dit onderzoek is een oriëntatie op MRSA-geassocieerd stigma:

In welke mate voelen dragers van een MRSA zich gestigmatiseerd?

Heeft dit eventuele stigmatiserende gevolgen voor de psychische gezondheid?

Zijn er bepaalde interpersoonlijke of ziekte-gerelateerde kenmerken aan te wijzen die verband houden met dit eventuele stigma?

Vraagstelling

In welke mate voelen de dragers van een MRSA zich gestigmatiseerd?

Ervaren ongecompliceerde MRSA-(neus)dragers minder stigma vergeleken met gecompliceerde MRSA-dragers (bijvoorbeeld bij dragerschap op andere plekken dan de neus, bij huidafwijkingen, of bij protheses)?

Is de mate van stigma geassocieerd met nog andere patiëntgebonden of ziektegebonden kenmerken?

Heeft het ervaren van een stigma gevolgen voor de psychische gezondheid?

Aanpak

De aanpak bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief gedeelte.

In het kwalitatieve gedeelte wordt gezocht naar antwoorden op de vragen of MRSA geassocieerd is met stigma, waarom dit zo is en hoe en wanneer het zich manifesteert. Het betreft een kwalitatief onderzoek, bestaande uit diepte-interviews bij ernstige (maar in aantal beperkte) gevallen van langdurige MRSA-infectie en bij behandelaars/verzorgers.

In het kwantitatieve deel wordt de mate van stigmatisering onderzocht. Het betreft een dwarsdoorsnede-onderzoek onder ongecompliceerde MRSA-(neus)dragers. Met behulp van een aangepaste versie van de bestaande “Berger HIV/AIDS stigma vragenlijst”, de “RAND Mental Health Inventory” en een determinantenvragenlijst wordt het MRSA-geassocieerd stigma onderzocht. Mensen met ziekte door een MRSA-infectie worden uitgesloten.

Looptijd

Het onderzoek is gestart in februari 2014, de einddatum was december 2016.

Participanten

LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum)

  • Dr. M.G.J. (Mark) de Boer, Internist-Infectioloog, senior staflid, INZI/LUMC
  • Prof. Dr. R. (Ria) Reis, medisch-antropoloog, PHEG/LUMC
  • Dr. J.E. (Jim) van Steenbergen, arts M&G en epidemioloog, Centrum voor Infectieziekten/LUMC
    GGD Hollands Midden
  •  P. (Peter) ten Ham, arts Maatschappij en Gezondheid profiel infectieziektebestrijding

UMCU (Universitair Medisch Centrum Utrecht):

  • dr. M.W.M. (Marjan) Wassenberg internist-infectioloog
    GGD regio Utrecht en LCI/CIb/RIVM
  • B.O. (Babette) Rump, arts Maatschappij en Gezondheid profiel infectieziektebestrijding

Resultaten

Over het kwalitatieve gedeelte naar de aard van het stigma onder de ernstige (maar in aantal beperkte) gevallen van langdurige MRSA infectie, is een stageverslag geschreven.

Voor het kwantitatieve dwarsdoornede-onderzoek zijn vragenlijsten rondgestuurd en ingevulde vragenlijsten zijn in een centraal anoniem gegevensbestand opgeslagen.

Uit de analyses blijkt dat twee-derde van de MRSA-dragers stigma rapporteerden waarvan 14% duidelijk. Eén op de drie dragers had een lage mentale gezondheidsscore. Vrouwen, mensen met een lager opleidingsniveau en patiënten die intensieve therapie volgend hadden hogere stigma scores (Berger HIV Stigma Scale).

Stigma werd met name ervaren in een zorgsetting en niet of nauwelijks binnen religieuze gemeenschappen en bij sportactiviteiten.

Producten

Over de eerste interim analyse van het kwalitatieve gedeelte is een stageverslag gemaakt door Marion Koelewijn voor haar Master International Public Health aan de Vrije Universiteit (Athena Instituut).

De kwalitatieve bevindingen zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke artikel Rump, B. et al. Signs of stigma and poor mental health among carriers of MRSA. Journal of Hospital Infection, 2017. Volume 95, Issue 3, 268 – 274.

Samenvatting

Uit dit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de MRSA-dragers stigma rapporteerde als gevolg van MRSA en dat stigma werd geassocieerd met een slechte geestelijke gezondheid.

Anticiperen op met MRSA geassocieerd stigma is daarom gerechtvaardigd, zowel in de zorgverlening door ziekenhuispersoneel als in de zorgorganisatie binnen het ziekenhuis.

Dit onderzoek kan gezien worden als een eerste stap op weg naar betere zorg voor dragers door gericht beleid in gang te zetten om stigmatisering tegen te gaan.

AWPG NZH is awpg Lumens

 

Bekijk onze nieuwe website op awpglumens.nl

 

Logo awpg Lumens

Dit zal sluiten in 20 seconden